Voorkomen is beter dan genezen. Toch wachten bedrijven die in moeilijkheden dreigen te raken vaak te lang met vragen om hulp. Volgens de Hoornse bedrijfskundige Frits Meester en advocaat Hans Christiaan Scheltema valt er nog veel te redden, mits een ondernemer er tijdig bij is.
Dat een bedrijf in problemen komt hoeft niet altijd het gevolg van het falen van de ondernemer te zijn. Het komt ook voor dat een bedrijf is gefinancierd in hoogtijdagen, op basis van de dekking die bedrijfsgebouw en grond boden en dat de schuldenlast scheef is gegroeid nu het onderpand minder waard is geworden. Ook lopen veel ondernemers die in een goede tijd zijn begonnen nu tegen problemen op waar ze geen kennis en ervaring mee hebben.
Dat een ondernemer niet aan de bel trekt heeft mogelijk iets met schroom te maken. Schaamte om toe te geven dat het de verkeerde kant uitgaat. Of hij ziet een faillissement als onafwendbaar. Maar als in een vroeg stadium een goed plan wordt gemaakt en ondernemers met hun adviseurs op basis daarvan het gesprek aangaan met bank en toeleveranciers of andere crediteuren, valt er vaak nog veel te regelen. Dat is de heilige overtuiging van Meester en Scheltema, die hierin vaak met elkaar samenwerken.
,,Als een bedrijf met enige aanpassingen door kan draaien is dat voor alle betrokken partijen het beste’’, zegt Meester. Ook toeleveranciers zijn vaak bereid met minder genoegen te nemen. Scheltema wijst er op dat van de toeleveranciers bij een faillissement meer dan negentig procent achter het net vist omdat banken en de fiscus wettelijk voorrang hebben.
,,Een bank zal bereid zijn uitstel van aflossing toe te staan als er perspectief is en dit duidelijk en betrouwbaar wordt voorgelegd. Dan moet je wel met de bankier zelf praten en niet als de zaak al bij de afdeling afwikkeling ligt, want die is er vooral voor om op korte termijn nog zo veel mogelijk uit een bedrijf te halen.’’
De diensten van Meester – Scheltema komt er bij als diens kennis nodig is – zijn niet afhankelijk van een goed resultaat. Wel doet hij vooronderzoek om vast te stellen hoe een bedrijf ervoor staat, welke mogelijkheden er zijn en of het nut heeft verder te gaan. Dat kost doorgaans 16 uur, waarbij de kosten neerkomen op ongeveer 2400 euro.
Bedrijven zouden kunnen aanhikken tegen die kosten, maar de twee benadrukken dat die in het niet vallen bij het voordeel van een goede aanpak. Is hun oproep een middel om reclame te maken? Scheltema benadrukt dat het niet gaat om zieltjes te winnen. ,,Bedrijven kunnen ook andere adviseurs inschakelen.’’